Paris reste debout!
Als ik de metro uitkom op Place de la Republique valt meteen de mensenmassa op die het 19e eeuwse monument omringt. Er zijn camera’s en veel bodyguards – waarschijnlijk is er een beroemdheid of notabele om een krans te leggen. Als ze weer weg is – ik meende een lange bos rasta’s te zien – gaan we weer verder met waarvoor we gekomen zijn. Kijken. En stil zijn.
We kijken naar kaarsjes, naar teksten, naar bloemen en ook naar foto’s van overledenen. Sommige namen meen ik te herkennen uit het nieuws. In de schemering zorgen de kaarsjes voor een serene sfeer. Er heerst rust, op het geluid van skateboardende Parijs jeugd na. Zonder dat ik er erg in heb, scan ik de menigte, op zoek naar mensen die moslim zouden kunnen zijn – waarschijnlijk om bevestigd te worden in mijn aanname dat ze er niet zijn. Het is onmogelijk vast te stellen. Natuurlijk.
Tranen wellen bij mij op als ik beter kijk naar de brieven en kaartjes. En de foto’s. Er wordt getreurd om geliefden, gescholden op Daesch. Maar vooral valt op hoevelen hun liefde voor Parijs hebben beschreven. Al die hartekreten maken samen een heel sterk symbool. Dat mij verdrietig en tegelijkertijd strijdvaardig maakt.
Als ik mezelf losmaak hoor ik dat de auto’s gewoon langs de vier kanten van het plein zoeven. Natuurlijk was er al die tijd al stadsgeluid te horen. Er hangen nog een paar vlaggen uit ramen van huizen. Het leven gaat door.
En toch heb ik het gevoel dat er iets wezenlijks veranderd is.
Op weg naar de Bataclan – twee weken geleden nog het epicentrum van de hel – kom ik langs twee andere gedenkplekken, beide aan de Boulevard Voltaire. Hier hetzelfde recept: bloemen, kaarsjes en berichten: zowel strijdbare als liefdevolle. Kleiner, want minder doden. Zo werkt dat.
De Bataclan is gesloten. Er hangt een doek voor. Met daarvoor een dranghek, waar mensen in alle rust voorbij schuifelen. Er staat een grote witte bus naast, ik vermoed beveiliging. Aan weerskanten van de boulevard liggen bloemen. Veel bloemen. En weer die foto’s. Van mensen die er niet meer zijn. Ze lachen ons toe. Sommigen anoniem, van anderen lees ik de namen: Victor, Nico, Cédric. Lola, die me stralend aankijkt, was nog maar 17.
Ik zie Hemingway’s ‘Paris est une fete’ liggen, zonder kaft – het boek dat de vreugde van het Parijse leven beschrijft en de laatste twee weken niet aan te slepen is geweest.
Charlie Hebdo duikt om de meter op. Daar begon het voor Parijs. Toen waren we allemaal Charlie. ‘Je suis Paris’ is het nu. Verdriet verbindt.
De boodschap van de steunbetuiging is opvallend eenduidig: Paris reste debout. Zeer ontroerend. Ik zit even stuk.
Ik ga een biertje drinken. Al is het maar om te kunnen zeggen: #jesuisenterrasse