Met trefzekere taal beschrijft Zweig de eerste, intense, decennia van de 20ste eeuw. Het waren jaren van grote intellectuele, culturele en kunstzinnige prestaties, maar ook de tijd waarin een spoor van verwoesting door Europa trok.
Juist deze combinatie van tegenstellingen – het scheppende en het destructieve – heeft de levens van Stefan Zweig en zijn beroemde tijdgenoten (zoals Strauss, Freud, Shaw, Dali) op bijzondere wijze gevormd, en daarmee in zekere zin tijdloos gemaakt.
In Zweigs eigen woorden: “Maar elke schaduw is in diepste wezen toch ook een kind van het licht, en alleen wie licht en donker, oorlog en vrede, hoogtepunten en dieptepunten heeft meegemaakt, alleen die heeft waarachtig geleefd.”
Een imposante autobiografie.